Botsende competenties: het EHRM, Zwitserland en Zwitsers

Emeritus hoogleraar Staats- en bestuursrecht Hub. Hennekens beschouwt het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens over de zaak die enkele Zwitserse vrouwen hadden aangespannen. Die ging over de schending van hun gezondheid door Zwitserland. Volgens het Hof is het privéleven van de dames geschonden. Dit oordeel is met grote instemming en soms met vreugde ontvangen. Terecht?

Het arrest van het EHRM d.d. 8 april 2024 inzake de Verein KlimaSeniorinnen en enkele vrouwen over schending van hun gezondheid door Zwitserland heeft veel belangstelling gewekt. Volgens het Hof is in strijd met artikel 8 EVRM door de staat de privacy geschonden. Het Zwitserse parlement meent evenwel dat Zwitserland voldoende maatregelen heeft getroffen.

Artikel 8 EVRM

Lid 1 van dit artikel luidt in de Nederlandse vertaling: ‘Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven, zijn huis en zijn briefwisseling.’ In het tweede lid wordt bepaald dat inmenging van het openbaar gezag mogelijk is in enkele uitzonderlijke bij wet bepaalde gevallen, mede ter bescherming van de (volks)gezondheid. Als voorbeeld noem ik de coronacrisis. In de Franse tekst wordt gesproken van ‘le droit au respect de sa vie privée’ en in de Engelse tekst van ‘to respect for his private and family life’.

Het oordeel van het EHRM

Het Hof overwoog: ‘Article 8 encompassed a right for individuals to effective protection by the State authorities from serious adverse effects on climate change on their lives, health, well-being and quality of life.’ Het Hof doet geen beroep op de uitzondering van het tweede lid, maar baseert zich op de essentie van die bepaling als beginsel. Dit blijkt met name uit het beroep op ‘compass’ als onderdeel ervan. In dit verband kan dit vertaald worden als het artikel ‘houdt in’ of ‘sluit in’. Dit wordt dan: ‘Artikel 8 houdt in dat ieder persoon recht heeft op effectieve bescherming door de overheid tegen negatieve effecten op zijn leven, gezondheid, welzijn en levenskwaliteit ten gevolge van klimaatverandering.’ Daarmee is volgens het Hof het privéleven van de dames geschonden. Dit oordeel is met grote instemming en soms met vreugde ontvangen. Terecht? Hebben de Europese regeringen dat beoogd?

Een ‘tour de force’

Om een helder beeld te krijgen van hetgeen het Europese Hof voor de Rechten van de Mens hier oordeelt, is het nodig de kern en het wezen van het recht op privéleven nader onder de loep te nemen. Dit recht gaat uit van de doelstelling dat ieder persoon in zijn privéleven gevrijwaard dient te worden van overheidsingrijpen. Het is een overheidsplicht tot onthouding. Als er redenen tot inmenging door de overheid zijn, is dit een uitzondering op het privéleven en zal daarvan uitdrukkelijk uit de wet moeten blijken, zoals het tweede lid bepaalt. De verplichting van de overheid zich te onthouden van inbreuken op dat privéleven telt zwaar, daarom is er sprake van een recht en van rechtsschending bij inbreuken daarop van overheidswege. Wat doet het Hof nu? In plaats van respect voor het privéleven acht het Hof de plicht van de overheid in artikel 8 gelegen om inmenging in dat privéleven van de overheid te eisen in het belang van de gezondheid. Deze anti-teleologische interpretatie leidt ertoe dat de plicht tot onthouding getransformeerd wordt in het recht van de overheid om in te grijpen in het privéleven.

Het gezag van de rechter

Over het algemeen ontleent de rechter zijn gezag aan het feit dat hij zijn argumenten niet baseert op zijn overtuiging of standpunt, maar ontleent aan de tekst en de bedoeling van het wettelijke voorschrift. Tegen de achtergrond van een rechtvaardige uitkomst komt hij tot zijn beargumenteerd oordeel. Het komt de rechter niet toe direct of indirect zijn mening te laten prevaleren boven hetgeen de bevoegde wetgevende macht heeft bepaald. Zou hij dat doen, dan spreekt hij geen recht, maar maakt hij wetsregels. Om die reden telt argumentatie zwaar, haar kracht bepaalt de kwaliteit en het gezag van het oordeel. Interpretatie van een wetsregel is geen vrij spel, maar een actie die tot in de wortels van het voorschrift doordringt. Dat vergt historisch onderzoek en zorg voor het geheel van het wetssysteem. Het resultaat moet passen in de strekking en doelstelling van de wettelijke regeling. Weliswaar is de rechter niet de ‘bouche de la loi’, maar wel degene die de wet toepast en uitlegt.

De trias politica verder van huis

De theorie over de trias politica is niet gerealiseerd en is in de verhouding tussen wetgevende en uitvoerende macht niet aanwezig. De enige instantie die tot op zekere hoogte wel in dat concept een plaats heeft ingenomen, is de rechter. Met name de laatste tijd blijkt overigens van een soms duidelijke spanning tussen wat de wetgever en wat de rechter vermag. Die spanning berust soms op persoonlijke oordelen, met name in het strafrecht, maar ook daarbuiten zijn er signalen in diezelfde richting. Dit vindt ook een grond in geschillen waarbij de rechter voor vragen wordt gesteld die deze spanning bevorderen. De maatschappelijk druk om zich uit te spreken in zaken die de bevoegde overheid naar veler mening onvoldoende behartigt, zoals de zorg voor het klimaat, is daarvan een bekend gegeven. In het arrest van het EHRM worden het verdrag van Aarhus, de afspraak van Parijs, het IPPC en wetenschappelijke conclusies vermeld. Het Hof blijkt daar gevoelig voor te zijn. Dat neemt niet weg dat het Hof niet duidelijk maakt waarom artikel 8 EVRM daarmee van doen heeft. Redengevende argumenten die deze relatie aantonen of aannemelijk maken, ontbreken. Het klimaat lijkt een privézaak van enige oude dames. Zijn de andere Zwitsers zo verschillend van deze vrouwen? Heeft het Hof dat onderzocht en aangetoond?

Onze Grondwet

In tegenstelling tot hetgeen het EVRM inhoudt, kent onze Grondwet sociale grondrechten. Deze grondrechten richten zich tot een overheid die dient te handelen en dient te zorgen voor haar burgers. Artikel 22 Grondwet vereist dat de Nederlandse overheid maatregelen neemt ter bevordering van de volksgezondheid. De rechter kan de nakoming ervan beoordelen.

Drie competenties

De mens beschikt in zijn leven over een privécompetentie. De wetgever zorgt competent voor goed en kwaad en de rechter is hoeder van het recht. Deze competenties vragen onderscheiding en soms scheiding. Het EHRM weet dat ook, maar nu niet? Dreigt geen chaos als ieder zijn overtuiging tot zijn eigen competentie promoveert?

Hub. Hennekens is emeritus hoogleraar Staats- en bestuursrecht aan de Radboud Universiteit en oud-lid van de Raad van State.

Houd me op de hoogte

Blijf op de hoogte en ontvang informatiemails over nieuwe cursussen en inspirerende columns & kennisclips op uw vakgebied.

Aanmelden